Natuurlijk is hier ook sprake van referentie aan het Bijbelboek Genesis waarin God de slang vervloekt die oermoeder Eva verleid heeft. Het beest, niet alleen vertrapt door Maria maar ook deerlijk gehavend door de tijd, heeft dan ook de verboden vrucht in de bek. Maria is de nieuwe Eva die de zondeval weer goed moet maken. Het Ave waarmee Maria wordt begroet, is de omkering van Eva.
Maar Maria vertrapt niet alleen de slang, zij staat ook op een maansikkel. Dit is een verwijzing naar de Apocalyps waarin Johannes in een visioen een vrouw ziet, ‘met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten.’ De maansikkel is een oud symbool voor kuisheid. (denk aan de maagdelijke maangodin Diana) en fungeert als een verwijzing naar de onbevlekte ontvangenis van Maria, die niet zoals de rest van de mensheid door de erfzonde zou zijn aangetast. Een geloofsfeit dat overigens pas in 1854 definitief als dogma zou worden aangenomen.
Maar voor de katholiek die zijn zorgen en verlangens in de zolderkerk aan dit Mariabeeld toevertrouwde, waren deze verwijzingen waarschijnlijk niet van doorslaggevend belang. Maria’s belangrijkste rol is altijd die van troosteres geweest. In een traktaat uit 1791 vinden we dat dit Mariabeeld, omgeven met dertig tot veertig kaarsen ‘van een ieder agter in de Kerk gezien kan worden’. Misschien werd het beeld op hoogtijdagen uit de kapel gehaald, want gewoonlijk stond Maria in de intimiteit van haar kapel om de hoek van het altaar.